Nederland worstelt al decennia met de wetgeving rond zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Enerzijds zijn inmiddels sommige opdrachtgevers onnodig terughoudend om zzp’ers in dienst te nemen en anderzijds blijft ongewenste schijnzelfstandigheid in stand waarbij de bescherming van kwetsbare werkenden niet voldoende op orde is. Naast het voorstel van het kabinet hebben nu vier politieke partijen een eigen initiatiefwetsvoorstel ingediend.
Doel van het wetsvoorstel
De partijen die deze initiatiefwet indienen, VVD, D66, CDA en SGP, willen een einde maken aan de onduidelijkheid en onrust rond de status van zzp’ers. Ook is het doel de wetgeving aan te laten sluiten bij de moderne arbeidsmarkt. Zo zien de partijen een toenemende wens van mensen om hun werkzame leven naar eigen inzicht in te richten. Zij hebben wensen qua arbeidstijd, gezagsverhouding etc. die niet stroken met de status van werknemer. Dit verdient een wettelijk kader dat nu wordt vastgelegd in deze (initiatief) Zelfstandigenwet. Doel van de wet is niet dat er méér of minder mensen als zzp’er gaan werken, maar dat er eindelijk wettelijk duidelijkheid ontstaat over de vraag wanneer je nu wel of niet zzp’er bent. Daarnaast zorgt de wet voor erkenning voor een grote groep werkenden die graag als zelfstandige actief is en al jarenlang de rechtszekerheid onder zijn bestaan mist.
Deze wet is niet alleen nodig voor een goed functionerende en moderne arbeidsmarkt, maar ook voor een goed functionerende sociale zekerheid. Want de partijen zien ook dat vrijheid zonder verantwoordelijkheid leidt tot problemen als onderverzekering en het ondergraven van het draagvlak van collectieve regelingen voor bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid of pensioen. Deze analyse is natuurlijk niet nieuw: al in het rapport van Borstlap (2020) werd geconstateerd dat de status van werknemer werd bedreigd door regelingen die gunstiger uitpakken voor zelfstandigen. Daarom voorziet deze initiatiefwet dat zelfstandigen een adequate voorziening tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid en pensionering treffen. Het staat zelfstandigen vrij om hier zelf invulling aan te geven. Zo zorgt de wet niet alleen voor een gelijker speelveld op de arbeidsmarkt maar verbetert deze ook de sociale bescherming van zelfstandigen.
Er is ook iets dat dit wetsvoorstel expliciet niet doet, en dat is het aantasten van de arbeidsovereenkomst. Veruit de meeste werkenden en werkgevers werken op basis van een arbeidsovereenkomst en willen dat ook zo blijven doen. Het stelsel van cao’s, sociaal overleg en pensioenregelingen is een belangrijke verworvenheid.
Kern van het wetsvoorstel
De kern van de initiatiefwet is dat er een duidelijk wettelijk toetsingskader komt voor de vraag wanneer je nu kunt werken als zelfstandige. Dit toetsingskader bestaat uit twee toetsen: de zelfstandigentoets en de werkrelatietoets. Om zekerheid te hebben dat je als zelfstandige kunt werken, moet je aan alle twee de toetsen voldoen. Door dit duidelijke toetsingskader is het voor zowel opdrachtnemers als opdrachtgevers duidelijk waar ze aan moeten voldoen, waardoor er geen zorgen meer zijn dat men achteraf met naheffingen of boetes geconfronteerd wordt.
De voorwaarden uit de zelfstandigentoets zijn:
- werken voor eigen rekening en risico;
- een deugdelijke administratie voeren;
- zich gedragen in het economisch verkeer als zelfstandig ondernemer;
- een adequate voorziening hebben getroffen tegen het risico van arbeidsongeschiktheid, waarbij zelfstandigen zelf de invulling hiervan bepalen;
- een proportionele bijdrage voor een voorziening bij pensionering hebben, waarbij het ook aan de zelfstandige zelf is om dit in te vullen.
De voorwaarden uit de werkrelatietoets zijn:
- Er is sprake van vrijheid van organisatie van werk.
- Er is sprake van vrijheid van organisatie van de werktijd.
- Er is geen sprake van hiërarchische controle.
- De partijen hebben de bedoeling om anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid te verrichten.
Daarnaast introduceert de wet nog de mogelijkheid om op sectoraal niveau een rechtsvermoeden te introduceren voor sectoren met een verhoogd risico op schijnzelfstandigheid.
Hiernaast blijven de feitelijke omstandigheden natuurlijk relevant. Door deze toets hebben zzp’ers en hun opdrachtgevers vooraf aanzienlijk meer zekerheid of hun werkrelatie toegestaan is. Deze duidelijkheid biedt niet alleen rust aan zzp’ers, maar zorgt er ook voor dat onze economie en maatschappij niet stil komen te staan omdat organisaties niet meer met zelfstandigen durven te werken.
Er komt door deze wet een aparte toetsingscommissie die werkrelaties waar nodig kan beoordelen. Deze commissie dient om duidelijkheid aan de markt kan geven. De beoordelingen zijn openbaar en bindend voor handhavende instanties, zoals de Belastingdienst. Dit gaat zorgen voor een regulerend effect op de markt.
De indieners zijn zich echter ook zeer bewust dat deze vrijheid niet zonder verantwoordelijkheden kan: daarom introduceert deze wet ook een voorwaarde voor zzp’ers om te voorzien in een adequate voorziening voor arbeidsongeschiktheid en voor de oude dag, waarbij zzp’ers zelf over de vormgeving daarvan gaan. Daarnaast zijn de vier indienende partijen voorstander van de introductie van het rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief, dat feitelijk een bodem in de markt voor zzp’ers legt, zoals dat is opgenomen in de conceptwet VBAR.